Voor gemeenten zijn het financieel weerbarstige tijden. We zijn er dan ook trots op dat het is gelukt om een in alle jaren reëel en structureel sluitende Kaderbrief voor te leggen. Dit is al lang geen gegeven meer voor gemeenten. Hiermee willen we de begroting op een goede manier overdragen aan het volgende college. Dit uit zich vooral ook in de inhoudelijke voorstellen die we doen. Zo zorgen we bijvoorbeeld voor een robuust onderbouwde financiële bijsturingsopgave in het sociaal domein, trekken we een been bij op informatiebeveiliging en privacy, brengen we de exploitatie van onze nieuwe sportaccommodaties en gemeentemuseum in balans en versterken op enkele belangrijke plekken onze organisatie. Dit zijn voorbeelden van belangrijke ingrepen die ervoor zorgen dat de gemeente met deze begroting haar ambities kan blijven waarmaken en haar dienstverlening op peil kan houden.
Tegelijkertijd willen we niet dat de stad in dit laatste jaar voor de verkiezingen stilvalt. Hoewel we op meerdere beleidsterreinen het aan de nieuwe raad laten om na de verkiezingen structurele accenten te leggen, kiezen we op andere beleidsterrein ervoor om de lijn die we in deze raadsperiode hebben ingezet door te zetten. Het gaat dan bijvoorbeeld om de randvoorwaarden voor de investeringen in knooppunt Leiden Centraal, het borgen van het programma Leiden Inclusief, de doorstroommakelaar en de investering in de Muziekschool. Ook zien we nu kansen om ontwikkelingen mee te nemen in lopende projecten zoals de ontdemping van het Kort Rapenburg. Vanuit de continuïteit van bestuur willen we ook in het laatste jaar voor de verkiezingen nadrukkelijk onze verantwoordelijkheid blijven nemen voor de ontwikkeling en opgaven van de stad.
In dit hoofdstuk lichten we eerst de context van deze kaderbrief toe. In paragraaf 2 verantwoorden we de financiële keuzes die we voorstellen en in paragraaf 3 laten we zien hoe de financiële positie van de gemeente er na deze keuzes naar verwachting uitziet.
De economische omstandigheden zijn van invloed op de gemeentebegroting. Vooral de volgende ontwikkelingen zijn van belang:
In de meest recente prognose in het Centraal Economisch Plan 2025 verwacht het Centraal Planbureau (CPB) een gematigde economisch groei en afnemende inflatie. Hierbij plaatst het CPB wel de kanttekening dat door de grillige geopolitiek plotselinge schokken niet zijn uit te sluiten. De invloed van uitschieters door loon- en prijsontwikkeling is in deze kaderbrief kleiner dan de afgelopen jaren. Wel ontstaan knelpunten op de loonkostenontwikkeling binnen het sociaal domein doordat de CAO's binnen de zorg sterker zijn gestegen dan de gemeentelijke indexering. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en het kabinet zijn in gesprek over het instellen van een aparte indexering in het Gemeentefonds voor zorg-gerelateerde gemeentetaken uit de Jeugdwet en Wmo. Hiermee moet op termijn de indexering beter gaan aansluiten op de kostenontwikkeling.
De rente op langlopende geldleningen bedraagt op dit moment ongeveer 3,2%, iets hoger dan de ramingen bij de Programmabegroting 2025 (3,1%). In deze kaderbrief sluiten we de raming van de rentelasten hierop aan. Hoewel de rente sinds juni 2024 door het monetair beleid van de Europese Centrale Bank juist daalde, zagen we in de afgelopen periode sterke stijgingen en dalingen. Deze hingen samen met onrust op de kapitaalmarkt door het veranderde geopolitieke klimaat en dreiging van handelsoorlogen. Door de grote investeringsagenda heeft Leiden ook een grote financieringsbehoefte. Een duurzaam hogere rente betekent dat de gemeente ook structureel meer geld kwijt is voor het financieren van de investeringen. Bij iedere kaderbrief blijven we de renteontwikkeling nauwlettend volgen. Door het blijven hanteren van een reëel rentepercentage zorgen we ervoor dat we onze investeringen kunnen blijven financieren.
De krapte op de arbeidsmarkt blijft groot. Niet alleen voor gemeente Leiden, maar ook voor gesubsidieerde partners, bouwers en leveranciers blijft het vinden van het juiste personeel ook de komende jaren nog een uitdaging. Daarnaast vormen het stikstofvraagstuk en de drukte op het elektriciteitsnet een uitdaging voor toekomstige ontwikkelactiviteiten in de stad.
In de Voorjaarsnota 2025 stelt het kabinet in de jaren 2025-2027 via het Gemeentefonds extra geld beschikbaar voor het gedeeltelijk dempen van het 'ravijnjaar' en als tegemoetkoming voor gestegen kosten jeugdhulp. Vanaf 2028 neemt het kabinet echter een stevige korting op in het Gemeentefonds, die gemeenten moeten opvangen door aanvullend te bezuinigen op de specialistische Jeugdhulp en het ramen van een eigen bijdrage voor de jeugdhulp. Hiermee wordt het ravijnjaar in het Gemeentefonds niet duurzaam gedempt, maar verplaats naar het jaar 2028 en naar de specialistische jeugdhulp. Gemeenten staan hiermee alsnog onverminderd voor de opgave om hun begrotingen duurzaam structureel sluitend te krijgen. Zie voor de verdere toelichting op het Gemeentefonds ook hoofdstuk 4.4. Ontwikkeling algemene uitkering Gemeentefonds.
Bij de programmabegroting en kaderbrief gebruiken we een SWOT-model om in hoofdlijnen een beeld te geven van de sterke en zwakke eigenschappen van onze eigen begroting en balans. Ook laten we in dit model zien welke grootste kansen en bedreigingen in de omgeving van invloed kunnen zijn op de financiële positie van de gemeente. Op basis van de huidige meerjarenbegroting 2025-2028 schatten we de kansen en bedreigingen als volgt in:
Voordelig | Nadelig | |
---|---|---|
Intern (“hier en nu”) | Sterkte a. Programmabegroting 2025-2028 geeft een structureel sluitend meerjarenbeeld; b. Naast incidenteel toereikend weerstandsvermogen ook structurele behoedzaamheidsruimte; c. Optimistische raming cashflow investeringen (valt jaarlijks mee); d. Reservering structurele begrotingsruimte voor kapitaallasten buiten het meerjarenbeeld | Zwakte e. Openstaande taakstelling Jeugdhulp (deels afgedekt door behoedzaamheidsruimte); f. Relatief hoge OZB (m.n. niet-woningen) en kostendekkende riool- en afvalstoffenheffing. g. Grote Leidse investeringsagenda maakt de begroting gevoelig voor projectrisico's en renteontwikkeling. |
Extern (“toekomst”) | Kans h. Afgenomen inflatie kan leiden tot verdere renteverlaging ECB i. Economische groei na corona in 8-jaars gemiddelde BBP zorgt ook in jaren buiten meerjarenbeeld nog voor gunstige volumeontwikkeling AU. | Bedreiging j. Stagnatie woningbouw / bevolking i.r.t. maatstaven Gemeentefonds; k. Landelijk (kabinet) en mondiale onrust die voor onverwachte tegenvallers kunnen zorgen door bijvoorbeeld een recessie en stijgende inflatie en rente. |
Voor de uitgangspositie van deze kaderbrief zijn de sterke en zwakke kanten van de Leidse begroting gelijk aan het beeld bij de Programmabegroting 2025. De grote investeringsplanning geeft enerzijds risico’s op projecttegenvallers en financieringslasten (g.), maar blijkt ook dusdanig behoudend (of: optimistisch) geraamd dat kapitaallasten bij afgelopen kaderbrieven steeds lager uitvielen (c.), waarbij het effect van investeringsambities buiten het meerjarenbeeld al in een stelpost in het laatste jaar is meegenomen (d.). Dit laatste is geen standaard begrotingswijze voor gemeenten maar een specifiek Leidse behoedzaamheidsmaatregel om ook op de lange termijn de lasten van het investeringsprogramma te kunnen dekken. Zie ook de toelichting in hoofdstuk 4.5 Ontwikkeling kapitaallasten. De relatief hoge OZB voor niet-woningen maakt dat de politieke ruimte om hierop structurele knelpunten op te lossen kleiner is dan wanneer deze relatief laag zou zijn (f.). Het OZB-tarief voor woningen is regionaal gezien redelijk gemiddeld.
Aan kansen zien we dat inflatie is afgenomen en dat de ECB de rente heeft verlaagd (h.). Verdere daling van de rente schept met de omvang van de Leidse financieringsbehoefte aanzienlijke ruimte. Tegelijkertijd zien we dat onrust in de wereld door bijvoorbeeld (handels)oorlogen de rente weer kan opstuwen (k.). Dit blijft hierdoor een onzekere post.
Op de algemene dekkingsmiddelen blijft de ontwikkeling van de algemene uitkering afhankelijk van het daadwerkelijk realiseren van de geplande groei van het aantal woningen en bevolkingsomvang (zie ook hoofdstuk4.4. Ontwikkeling areaal). Door de nieuwe systematiek van volumegroei van het Gemeentefonds (8-jaars voortschrijdend gemiddelde) werkt de economisch groei na de coronaperiode ook buiten het meerjarenbeeld nog een paar jaar door (i.). Dit is een kans. Hiertegenover staat het risico van een onvoorspelbaar kabinetsbeleid en een economische recessie die ook weer 8 jaar doorwerkt in het Gemeentefonds (k.).
In deze kaderbrief stellen we de raad ten opzichte van de Programmabegroting 2025 de onderstaande wijzigingen voor:
In € 1.000 (- = voordeel) | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 |
1. Autonoom | -5.152 | -9.174 | -10.302 | -4.839 | -10.586 |
B | -5.152 | -9.174 | -10.302 | -4.839 | -10.586 |
2. Mee/Tegenvaller | 5.691 | 1.418 | 577 | -1.598 | -609 |
L | 8.297 | 3.704 | 1.721 | -1.731 | -742 |
B | -2.606 | -2.286 | -1.144 | 133 | 133 |
3. Nieuwe uitgave | 1.837 | 8.754 | 7.355 | 6.739 | 6.334 |
L | 3.052 | 10.549 | 8.864 | 12.915 | 31.372 |
B | -1.214 | -1.795 | -1.509 | -6.177 | -25.038 |
4. Budgettair neutraal | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
L | 174 | 702 | -3 | 36 | 36 |
B | -174 | -702 | 3 | -36 | -36 |
5. Bijsturing | 691 | -1.495 | -1.495 | -3.195 | -3.633 |
L | 691 | -1.495 | -1.495 | -1.495 | 16.005 |
B | -1.700 | -19.638 | |||
Saldo voor verrekennig met concernreserve | 3.067 | -496 | -3.865 | -2.894 | -8.494 |
Verrekening concernreserve (bijsturing) | -3.067 | 496 | 3.865 | 2.894 | 8.494 |
Saldo kaderbrief | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Hierin is een aantal grote lijnen te trekken:
De autonome ontwikkeling betreft geheel de bijstelling van de Algemene uitkering uit het Gemeentefonds. Hierdoor treden in het hele meerjarenbeeld meevallers op. Zie voor uitgebreide toelichting hoofdstuk 4.4. Ontwikkeling Algemene uitkering Gemeentefonds.
Onder mee- en tegenvallers staan financiële ontwikkelingen die samenhangen met de uitvoering van het huidig beleid. De grootste ontwikkelingen binnen dit beleidsveld zijn:
De actualisatie van de kasstromen binnen het investeringsprogramma geeft in alle jaren vrijval aan kapitaallasten doordat uitgaven in de tijd naar achter schuiven. Als gevolg hiervan neemt ook de stelpost voor kapitaallasten buiten het meerjarenbeeld toe. Zie voor verdere analyse hoofdstuk 4.5. Ontwikkeling kapitaallasten. Als gevolg hiervan treden ook in de eerste jaren voordelen op binnen de financieringsfunctie. Deze voordelen vallen aan het eind van het meerjarenbeeld weg door de gestegen rente en financieringsbehoefte uit nieuwe investeringen.
In deze kaderbrief wordt de taakstelling sociaal domein in lijn gebracht met de uitkomsten van de bestuurlijke Taskforce jeugdhulp en het advies KokxDeVoogd. Zie verderop de passage over de financiën sociaal domein en de toelichting op de financiële wijzigingen binnen programma 7 Jeugd en onderwijs.
De loon- en prijsontwikkeling wijkt op een aantal beleidsterreinen af van de gemeentelijke indexering. De grootste wijzigingen hierbinnen zijn sociaal domein (in totaal € 1,7 mln. structureel voor Wmo, sociaal wijkteams en de Sterke Sociale Basis) en bijstellen van inkomsten en uitgaven binnen de vastgoedexploitatie. Onder de categorie bijsturing zetten we de ruimte op de stelpost indexering in om deze tegenvallers deels op te vangen.
In de exploitatie van de nieuwe gemeentelijke sportaccommodaties, museum De Lakenhal en de kinderboerderij zijn kosten en opbrengsten in de meerjarenbegroting niet in evenwicht. Hierop wordt in deze kaderbrief bijgestuurd.
In navolging van de oproep door de bestuurlijke werkgroep financiële kaderstelling gemeenschappelijke regelingen hebben Holland Rijnland, Hecht en de Omgevingsdienst West Holland een bezuiniging doorgevoerd van in totaal € 572.000 structureel.
De overige 'losse' mee- en tegenvallers staan toegelicht bij de diverse begrotingsprogramma's.
De 'nieuwe uitgaven' zijn voorstellen om nieuwe activiteiten op te pakken of het kwaliteitsniveau van bestaande activiteiten te verhogen.
Versterking van de organisatie om de gemeentelijke taken en ambities op een verantwoorde manier uit te kunnen voeren. Meest in het oog springend is de investering in Informatiebeveiliging en Privacy (€ 1,6 miljoen structureel) maar ook het (al dan niet tijdelijk) versterken van verschillende functies (bijvoorbeeld beleidscapaciteit op dierenwelzijn en cultuur, juristen en menskracht voor aanpak netcongestie). Hiermee maken we de organisatie passend op onze politieke ambities en scheppen randvoorwaarden voor een goede dienstverlening.
Besluit tot enkele investeringsbeslissingen waarvan de grootsten het beschikbaar stellen van budgettaire ruimte voor een extra bijdrage aan Leiden Centraal (€ 1,2 mln. structureel vanaf 2029 met aanvullende inzet van reserve grondexploitatie en reserve parkeren), Muziekschool (€ 11,2 mln. investering), Ontdempen en doorvaarbaar maken Kort Rapenburg (€ 12,5 mln. investering) en buurtpark Cronesteinkade (€ 7 mln.). Daarnaast ook investeringsbeslissingen rondom bijvoorbeeld Impuls verkeersveiligheid of projecten voor onderwijshuisvesting.
In overleg met de raadsfracties is een voorstel opgesteld voor versterking van de fractieondersteuning met € 450.000 structureel vanaf 2026. Ons college ziet de wens van de raad en is tegelijk terughoudend om dit voorstel in deze vorm en omvang te omarmen. Het heeft naar oordeel van het college het risico in zich dat het op meerdere fronten werkdrukverhogend zou kunnen werken in plaats van werkdrukverlagend. We laten dit daarom aan de politieke afweging van de raad. Om de raad te faciliteren, verhogen we de post behoedzaamheidsbudget in de algemene middelen met de in het voorstel gevraagde structurele ruimte. De raad kan deze ruimte bij een eventueel amendement op de kaderbrief betrekken.
Bij de verschillende programma's staan nog meerdere 'losse' nieuwe uitgaven toegelicht.
Bij de budgetneutrale wijzigen worden hogere lasten opgevangen door hogere baten en omgekeerd. Hierbij gaat het om een klein aantal wijzigingen waarbij beschikbaar budget wordt geraamd.
Onder bijsturing staan maatregelen om tot een sluitende begroting te komen. Dit betreft het inzetten van het restant van de structurele stelpost indexering voor de begroting 2025 (€ 1,7 mln.) voor het opvangen van diverse nadelen door loon- en prijsontwikkeling. Ook ramen we de eigen bijdrage jeugdhulp vanaf 2028 (zie verderop passage over financiën sociaal domein). Van de incidentele ruimte die in het meerjarenbeeld ontstaat zetten we € 17,5 miljoen in via de reserve afschrijvingen investeringen om het structurele beeld met € 437.500 te verbeteren. We stellen tot slot voor om € 2,3 miljoen te storten in de reserve sociaal domein om het vrij besteedbare deel op de gewenste risicobuffer van € 5 miljoen te brengen en voeren een aanvullende taakstelling op van € 2,1 miljoen op de specialistische jeugdhulp vanaf 2029 met hiertegenover een evengrote verhoging van de behoedzaamheidsruimte.
Het saldo van alle voorgestelde wijzigingen verrekenen we met de concernreserve. Het bovenstaande overzicht geeft op hoofdlijnen de grootste ontwikkelingen binnen de verschillende categorieën weer. Dit is nadrukkelijk geen uitputtend overzicht. Aanvullend staan binnen de diverse programma's in deze kaderbrief kleinere voorstellen om de begroting aan te passen. Dit zijn allemaal belangrijke ingrepen die ervoor zorgen we de dienstverlening op peil kunnen houden en onze ambities kunnen blijven waarmaken.
Vanuit de afspraken in het beleidsakkoord geven we de financiële sturing op onze sociaal domein-taken vorm op basis van het 'financieel hek': overschotten kunnen hierbinnen worden ingezet voor kwaliteitsimpulsen en tekorten moeten binnen deze taken worden opgevangen door bezuinigingen. Bij de vorige kaderbrief 2024-2028 werd op basis van deze afspraken nog een structurele bezuiniging ingevuld van € 2,3 miljoen. Bij deze kaderbrief komen twee belangrijke ontwikkelingen in beeld:
Bij de Programmabegroting 2025 parkeerden wij het tot € 7,9 miljoen opgelopen tekort binnen het sociaal domein als taakstelling op de specialistische jeugdhulp in afwachting van de resultaten van de bestuurlijke Taskforce en het onderzoek KokxDeVoogd. Omdat de uitkomsten van dit onderzoek onzeker waren verhoogden we hiertegenover ook de behoedzaamheidsruimte. De uitkomsten van de Taskforce laten zien dat bijsturing op de jeugdhulp binnen het bereik van het huidig meerjarenbeeld een besparing van € 2,2 miljoen zou kunnen opleveren, maar gelijktijdig ook verdere investeringen vraagt. Hiermee ontbreekt een onderbouwing om de taakstelling van € 7,9 miljoen binnen dit meerjarenbeeld te handhaven.
De Voorjaarsnota 2025 van het kabinet plaatst een aanvullende uitdaging binnen het sociaal domein. Weliswaar werden in de jaren 2025-2027 extra middelen aan het Gemeentefonds toegevoegd als compensatie voor gestegen kosten jeugdhulp, maar voor 2028 en verder boekte het kabinet een aanvullende taakstelling in die voor Leiden neerkomt op € 2,7 miljoen. Voor ongeveer € 1,7 miljoen moet deze volgens het kabinet worden ingevuld door het heffen van een eigen bijdrage, maar voor het overige deel reikt het kabinet geen wezenlijke nieuwe instrumenten aan.
Het zou geen reëel structureel meerjarenbeeld opleveren als we de structurele taakstelling uit de begroting 2025 en de aanvullende taakstelling uit de Voorjaarsnota 2025 één-op-één naar de specialistische jeugdhulp zouden vertalen. Ook vinden we het onwenselijk om binnen het sociaal domein te bezuinigen op de Sterke Sociale Basis, re-integratie of het armoedebeleid, omdat deze voorzieningen vanuit onze visie op het sociaal domein randvoorwaardelijk zijn om inwoners te laten participeren zodat de gemeente vooral faciliteert en hulp zo snel en zo licht mogelijk kan inzetten.
Om tot een reëel en structureel sluitend meerjarenbeeld te komen stellen we daarom voor om de structurele ruimte binnen het 'hek' uit te breiden. Tegelijkertijd willen we de extra opgave die de rijksoverheid ons oplegt in onze begroting zichtbaar houden. Ook willen we op de lange termijn verder blijven bijsturen op de specialistische jeugdhulp. Daarom stellen we in deze kaderbrief ten aanzien van de taakstelling concreet voor:
Om de taakstelling op de specialistische jeugdhulp in lijn te brengen met de uitkomsten van de bestuurlijke Taskforce (onderzoek KokxDeVoogd) en de hiervoor noodzakelijke extra budgetten voor het onder meer het versterken van de toegang te ramen. Het restant van de oude taakstelling boeken we af. Als gedeeltelijke dekking hiervan zetten we de daartoe bij de Programmabegroting 2025 gelabelde behoedzaamheidsruimte volledig in. Het restant nadeel van € 1,1 miljoen is onderdeel van het saldo van deze kaderbrief.
We ramen de vanaf 2028 de in de Voorjaarsnota 2025 veronderstelde extra baat van € 1,7 miljoen uit een eigen bijdrage jeugdhulp.
Omdat we de komende vier jaar aan de slag gaan met de implementatie van de uitkomsten van de Taskforce, ramen we pas in het laatste jaar een aanvullende bijsturingsambitie van € 2,1 miljoen. Hiermee geven we enerzijds uitdrukking aan onze ambitie om te blijven sturen op de inzet van het voorliggend veld en beperking van de specialistische jeugdhulp. Anderzijds houden we zo de extra opgave uit de Voorjaarsnota van het Rijk in beeld. Met de implementatie van de aanbevelingen van KokxDeVoogd voeren we nu de eerste fase maatregelen van de Taskforce uit, waarna deze haar werk vervolgt om op langere termijn de verdere fases van hervormingen en daarbij behorende maatregelen vorm te geven. Daarom kiezen we ervoor om tegenover deze aanvullende taakstelling de post behoedzaamheidsruimte op de algemene middelen met eenzelfde bedrag te verhogen.
Met deze kaderbrief gaan er structureel meer middelen vanuit de algemene middelen naar het Sociaal Domein. Alleen de inzet van de behoedzaamheidsruimte gaat binnen het meerjarenbeeld in totaal al om € 18,8 miljoen. Ter compensatie vallen de tijdelijke extra middelen uit het Gemeentefonds 2025-2027 i.v.m. gestegen jeugdhulpkosten (€ 13,9 miljoen) vrij naar de algemene middelen. Netto betekent dit een voordeel voor het Sociaal Domein
Naast de hierboven genoemde maatregelen ten aanzien van de taakstelling bevat de kaderbrief nog andere voorstellen binnen het sociaal domein zoals het borgen van Leiden Inclusief en op niveau brengen van benodigde beleidscapaciteit. In de eerste jaren zetten we de reserve sociaal domein in om deze voorstellen te dekken en in latere jaren kiezen we ervoor om de ruimte binnen het hek (tijdelijk) uit te breiden om deze voorstellen mogelijk te maken. Omdat de vrije ruimte met deze besteding onder de afgesproken risicobuffer van € 5 miljoen komt, stellen we voor deze weer tot dat niveau aan te vullen.
VNG publiceerde op 20 mei een begrotingsadvies als reactie op de Voorjaarsnota van het kabinet. Dit advies bestaat uit 3 onderdelen. De keuzes in deze kaderbrief verhouden zich als volgt tot deze onderdelen:
Advies VNG: "2026 en 2027: probeer de begroting sluitend te maken, maar geef de effecten van de kortingen en het ‘tering naar de nering zetten’ transparant weer". Met de keuzes in deze kaderbrief is er zicht op een structureel sluitende begroting in 2026-2027. Hiermee is de begroting na deze kaderbrief in lijn met dit advies.
Advies VNG: "Middelen terugwerkende kracht: benut het incidentele geld voor compensatie 2023 en 2024 via een stelpost om gaten 2026 en 2027 te dichten of in te zetten in stelsel jeugd". In deze kaderbrief verwerken we de Voorjaarsnota, maar we lopen niet vooruit op mogelijke aanvullende compensatie waarover we nog geen zekerheid hebben vanuit het kabinet. De commissie Van Ark de deed weliswaar de aanbeveling om gemeenten eenmalig met € 728 miljoen te compenseren (Leids aandeel +/- € 4,7 miljoen) voor verliezen op de jeugdhulp 2023-2024, maar VNG geeft zelf aan: "Uiterlijk in augustus van dit jaar zal het kabinet hierover conclusies trekken en zal deze conclusie worden meegenomen richting Prinsjesdag". Hiermee is er naar oordeel van het college onvoldoende zekerheid om deze baat nu in te boeken. Als er na Prinsjesdag meer zekerheid is, kunnen we deze incidentele middelen alsnog betrekken bij de eerstvolgende integrale afweging.
Advies VNG: "2028 en 2029: breng baten en lasten jeugdzorg in balans met stelpost Van Ark waarbij er een realistische raming is gemaakt van de lasten voor jeugdzorg". Voor de komende vier jaar dient het rapport van de bestuurlijke Taskforce / KokxDeVoogd als een onderbouwing voor de reële lasten en besparingen die we opvoeren. Hierin sluit de kaderbrief aan op het begrotingsadvies. In het begrotingsadvies adviseert VNG ook om de hierboven genoemde aanvullende besparingen uit de Voorjaarsnota en de hierin opgevoerde eigen bijdrage jeugdhulp in de begroting te verwerken. We verwerken de extra inkomst uit de eigen bijdrage, maar plaatsen tegenover de aanvullende taakstelling die we vanaf 2029 opnemen een evengrote verhoging van onze structurele buffer. Hiermee kiezen we een meer voorzichtige koers dan dat de VNG adviseert.
Naar aanleiding van de stelselwijziging rondom afkoopsommen erfpacht is de reserve grondexploitaties versterkt met € 38 miljoen. Deze middelen kunnen in eerste instantie worden aangesproken voor de directe kosten van toekomstige locatie- en gebiedsontwikkelingen maar ook voor projecten die in bredere zin randvoorwaardelijk zijn voor het realiseren van de verstedelijkingsopgave. In deze kaderbrief zitten in deze laatste categorie de investeringen in de MIRT Knoop Leiden Centraal (zie 04.09 in programma 4 Bereikbaarheid) en de tijdelijke inrichting van Stationsplein en Stationsweg (zie 06.09 in programma 6 Stedelijke Ontwikkeling). Voor de Knoop Leiden Centraal stellen we daarom voor om € 8 miljoen te dekken uit de reserve grondexploitaties. De tijdelijke inrichting van Stationsplein / Stationsweg dekken we volledig uit de reserve grondexploitaties (€ 4,7 miljoen).
We verwachten dat ook de komende jaren tekorten van locatie- en gebiedsontwikkelingen vanuit publieke middelen zullen moeten worden opgevangen. De nieuwe Rijksregeling ‘Realisatiestimulans’ zal ervoor zorgen dat de start van de bouw van betaalbare woningen de komende jaren zal worden beloond met een vaste bijdrage van het Rijk. We zijn voornemens om deze extra toekomstige inkomsten weer toe te voegen aan de reserve grondexploitaties. We denken dat hiermee de mogelijkheden om vanuit de reserve Grondexploitaties te blijven investeren in woningbouw op voldoende niveau zullen blijven.
Met de bovenstaande keuzes meent het college dat het in de begroting een verantwoorde balans aanbrengt tussen de financiële mogelijkheden en gewenste ambities.
Op basis van onze berekeningen blijven alle jaren van het meerjarenbeeld structureel sluitend. Dit betekent dat de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten op te vangen. Hiermee kan de gemeente op lange termijn zijn verplichtingen blijven nakomen. In het structureel saldo in 2029 is aanvullend rekening gehouden met een bedrag van € 10 miljoen voor de kapitaallasten van investeringen binnen de lopende investeringsplanning die pas buiten het meerjarenbeeld tot kapitaallasten leiden. Zie ook de toelichting in hoofdstuk 4.5. Ontwikkeling kapitaallasten.
In € 1.000 / + = voordeel | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 |
---|---|---|---|---|---|
Structureel saldo | 5.190 | 6.242 | 14.598 | 4.305 | 54 |
Bij het beoordelen van het structureel evenwicht betrekken we altijd de taakstellingen die nog open staan en de ruimte op de structurele begrotingspost behoedzaamheidsruimte.
In de begroting staat een (bezuinigings)taakstelling als het college met maatregelen wil bijsturen op het structurele kostenniveau. Na besluitvorming over deze kaderbrief staat er voor het sociaal domein (specialistische jeugdhulp) in 2027 een taakstelling van € 1,1 miljoen, in 2028 een taakstelling van € 2,2 miljoen en voor 2029 en verder een taakstelling van € 4,3 miljoen. De totale taakstelling op de specialistische jeugdhulp binnen het sociaal domein wordt hiermee als volgt:
In € 1.000 | 2027 | 2028 | 2029 |
---|---|---|---|
Taakstelling bestuurlijke Taskforce / KokxDeVoogd | -1.079 | -2.158 | -2.158 |
Aanvullende taakstelling specialistische jeugdhulp / SD | -2.100 | ||
Totale taakstelling | -1.079 | -2.158 | -4.258 |
De behoedzaamheidsruimte is een structurele begrotingspost op de Algemene middelen waartegenover geen verplichtingen zijn opgenomen. Dit is vrije begrotingsruimte die het college aanhoudt met het oog op mogelijke structurele tegenvallers en onzekere bijsturingsopgaven. Vanuit de Programmabegroting 2025 staat hier na besluitvorming over deze kaderbrief vanaf 2028 een structureel bedrag € 800.000. In deze kaderbrief verhogen we de behoedzaamheidsruimte in 2029 om de nader uit te werken bijsturingsopgave van € 2,1 miljoen binnen het sociaal domein af te dekken. Daarnaast verhogen we de behoedzaamheidsruimte met € 337.500 in 2026 en € 450.000 voor 2027 en verder als budgettaire ruimte voor de integrale afweging van de gemeenteraad over deze kaderbrief.
De totale behoedzaamheidsruimte wordt hiermee als volgt:
In € 1.000 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 |
---|---|---|---|---|
Restant behoedzaamheidsruimte Programmabegroting 2025 | 800 | 800 | ||
Verhogen behoedzaamheidsruimte tegenover aanvullende taakstelling specialistische jeugdhulp / SD | 2.100 | |||
Verhogen behoedzaamheidsruimte met budgettaire ruimte voor integrale afweging | 338 | 450 | 450 | 450 |
Totaal | 338 | 450 | 1.250 | 3.350 |
Met dit structureel saldo, openstaande taakstelling en beschikbare structurele behoedzaamheidsruimte is naar oordeel van het college sprake van zicht op een reëel en structureel sluitende begroting.
Als incidentele buffer voor toekomstige tegenvallers is de concernreserve in alle jaren op het vereiste niveau van 100% van de uitkomst van de risicosimulatie en 150% in het laatste jaar. In het laatste jaar sluit de concernreserve aan op de ondergrens met een marge van € 2.000.
De netto schuld is de schuld die gemeente Leiden bij anderen heeft met aftrek van het geld dat anderen gemeente Leiden nog schuldig zijn. Het kengetal van de netto schuldquote zet deze netto schuld af tegen de totale baten van de begroting (exclusief de onttrekkingen aan reserves).
Doordat bij de actualisatie van het lopend investeringsprogramma kasstromen in de tijd naar achter schuiven, zal gemeente Leiden ook later in de tijd leningen moeten aantrekken. Dit zorgt ervoor dat de netto schuldquote (zwarte lijn) na deze Kaderbrief in de jaren 2025-2028 lager is dan de eerdere raming in de Programmabegroting 2025 (blauwe lijn). De extra investeringsvolumes in deze kaderbrief verhogen de financieringsbehoefte weer waardoor deze in 2029 weer oploopt.
Ten opzichte van de prognose bij de Programmabegroting 2025 zorgt de stelselwijziging rondom de afkoopsommen erfpacht voor een verhoging van de schuldquote. Deze middelen stonden tot vorig jaar als eigen vermogen op de balans, maar worden nu als schuld op de balans verantwoord. Dit is geen 'schuld' waartegenover een renterisico staat, maar schuld in de zin van een toekomstige verplichting door het gebruik van erfpachtgrond. Exclusief deze stelselwijziging zou de netto schuldquote in 2029 met 198% (grijze lijn) ongeveer gelijk zijn aan de prognose bij de Programmabegroting 2025.
Op basis van ervaringen uit het verleden blijkt dat gemeente Leiden doorgaans minder leningen aan hoeft te trekken dan verwacht. Dit komt doordat uitgaven binnen investeringen langzamer verlopen en reserves in mindere mate worden uitgeput. Hierdoor valt de schuldquote in de jaarrekening vaak lager uit dan verwacht. De op basis van het vastgestelde investeringsprogramma berekende netto schuldquote plaatsen we daarom in perspectief met de zwarte stippellijn in de figuur. Deze lijn schetst de ontwikkeling van de schuldquote als de gemeente binnen de investeringen evenveel uitgaven zou doen als in de meest productieve jaren. Hierin is nog geen rekening gehouden met het drukkend effect van inflatie.
Het verschil tussen de prognose voor de netto schuldquote en deze extrapolatie van de realisatie laat zien dat de Leidse begroting aanzienlijk hogere investeringen raamt dan het in het verleden kreeg weggezet. Hieruit blijkt de ambitie van het stadsbestuur om te investeren in de stad, maar ook de behoedzame lijn dat voor plannen die worden gemaakt ook meteen het benodigde geld wordt gereserveerd. Zelfs wanneer de kapitaallasten formeel buiten het meerjarenbeeld vallen.