Bij de Kaderbrief in 2014 is afgesproken dat de gemeenteraad jaarlijks geïnformeerd wordt over de verwachtingen ten aanzien van de langjarige ontwikkeling van de reserve Parkeren. Ook is afgesproken dit overzicht gelijk op te laten lopen met de kaderbrief en de informatie rond Parkeren in Cijfers. De bijlage reserve Parkeren bij de Kaderbrief 2024-2028 is de laatste berichtgeving aan de raad geweest over deze reserve.
Het voorliggende meerjarenperspectief van de reserve Parkeren sluit aan bij het kader zoals dit in het raadsbesluit in 2009 is geformuleerd: de reserve Parkeren is in beginsel een kasboek waarbij de inkomsten en uitgaven langdurig met elkaar in evenwicht moeten zijn. De gekozen periode is een doorkijk van 20 jaar om de financiële effecten van genomen besluiten op de kasstroom te kunnen zien. Het huidige perspectief loopt daarom tot 2044.
Het uitgangspunt binnen het beleidsterrein parkeren is altijd geweest dat lasten en baten die betrekking hebben op parkeren worden verrekend met de daarvoor ingerichte reserve Parkeren. In 2020 is met het Financieel Perspectief Duurzame Stad al een claim gelegd op een gedeelte van de parkeerinkomsten.
Ten opzichte van de begroting is het resultaat van parkeren in 2024 € 296.737 nadelig wat 1,4% van de totale omzet van 2024 bedraagt. Dit valt binnen een redelijke marge. Het nadelig resultaat komt tot stand doordat zowel de lasten als de baten ten opzichte van de begroting afwijken waarbij de gerealiseerde lasten hoger zijn dan begroot (een nadeel) en de gerealiseerde baten zijn ook hoger dan begroot (een voordeel).
Binnen het beleidsterrein parkeren wordt onderscheid gemaakt tussen auto- en fietsparkeren. Het nadelige resultaat (€ 397.015) van de lasten binnen autoparkeren wordt met name veroorzaakt door het betaald parkeren dat in 2024 verder is uitgebreid. Hiermee zijn hogere kosten gemoeid dan begroot zoals de communicatie voor de implementatie, de investeringen in scanapparatuur (camera’s), en de toename van naheffingen die zorgen voor een grotere werkdruk bij de verwerking en afhandeling van bezwaren. Met een nadelig resultaat van 5% ten opzichte van het totale budget van circa € 7,5 miljoen, blijft dit binnen de als acceptabel beschouwde marges.
Het voordeel op de baten (€ 232.428) bedraagt 1% ten opzichte van de totaal begrote parkeerinkomsten van € 22,3 miljoen en is toe te schrijven aan hogere parkeeropbrengsten, met name door een toename in het aantal opgelegde naheffingen. Dit is mede het gevolg van de verdere uitbreiding van betaald parkeren in 2024. De ervaring leert dat bij uitbreiding van het betaald parkeren de naheffingen, als gevolg van gewenning, in het eerste jaar hoger zijn dan gemiddeld. Dit in combinatie met efficiënte handhaving met twee scanvoertuigen met opvolgers.
Het nadeel bij fietsparkeren (€ 132.250) komt vooral door hogere OZB-kosten bij de exploitatie van de Lorentz, niet gebudgetteerde kosten van de VvE en een overschrijding van het budget voor uitbestede werkzaamheden. De rest van het tekort is het gevolg van kleinere afwijkingen binnen de fietsexploitatie. Deze structurele kosten zijn verwerkt in de Reserve parkeren. Ten opzichte van het totale beschikbare budget van fietsparkeren bedraagt de overschrijding 6%.
Het nadelige jaarresultaat van de lasten en baten binnen de parkeerexploitatie wordt verrekend met de reserve parkeren.
Onderstaand wordt de actuele ontwikkeling van de reserve Parkeren voor de komende 20 jaar weergegeven.
De navolgende grafiek laat de ontwikkeling zien van de reserve Parkeren inclusief alle bekende en verwachte kosten. Een selectie van belangrijkste extracomptabele posten:
De grondkosten van fietsenstalling de Geus. De kosten zijn opgenomen in 2026 en geraamd op € 0,6 mln.
De kosten van de nieuwe fietsenstalling Lange Mare zijn geraamd op € 4,4 mln. (€ 2,9 mln. activeerbare lasten en € 1,5 mln. incidentele lasten).
Een risicobuffer voor de impact rentewijzigingen van jaarlijks € 0,4 mln. (uitgangspunt omslagrente 1,5%)
ICT kosten voor applicaties die niet binnen het gesloten systeem van de parkeerexploitatie worden geboekt. Deze kosten worden door de afdeling ICT doorbelast. Jaarlijks wordt een bedrag inclusief indexatie opgenomen van gemiddeld € 0,11 mln.
Een vervangingsinvestering voor de parkeerautomaten in zone A en B die sinds 2016 in gebruik zijn. Vanaf 2027 wordt jaarlijks een bedrag opgenomen van € 0,1 mln.
Een reservering voor de vervangingsinvesteringen van installaties, parkeerapparatuur en wagenpark. Vanaf 2025 worden jaarlijks extra kapitaallasten opgenomen van gemiddeld € 0,67 mln.
De nieuwe fietsenstalling in de bibliotheek op de Nieuwstraat. Er wordt vanaf 2027 jaarlijks gemiddeld een bedrag opgenomen van € 0,4 mln. ter dekking van exploitatie- en kapitaallasten.
In de reserve Parkeren is structureel een veiligheidsbuffer aangehouden van € 2 mln. voor potentiële toekomstige economische ontwikkelingen die tegenvallende resultaten tot gevolg hebben.
Voor de aanpak van fietsparkeerproblemen in de wijken wordt structureel € 0,13 mln. opgenomen.
Een structureel nadeel van € 0,31 mln. als gevolg van de uitbreiding van de formatie, vanwege het toegenomen werk door het uitgebreide gereguleerde parkeerareaal.
Een structureel nadeel van € 0,2 mln. door de geprognosticeerde herijking van de beheerskosten voor de nieuwe fietsenstalling Breestraat, gebaseerd op ervaringscijfers van bestaande stallingen en de ruime openingstijden.
Een bijdrage aan het MIRT (Meejarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport) wordt in 2033 eenmalig € 8 mln. gereserveerd voor cofinanciering van nog niet gedekte fietsvoorzieningen.
Begin dit jaar zijn de laatste maatregelen van de Parkeervisie doorgevoerd. Als gevolg hiervan zijn de opbrengsten uit straatparkeren in het eerste kwartaal gestegen ten opzichte van vorig jaar, en is de realisatie in Q1 2025 hoger dan begroot ten opzichte van de laatste herijking van de parkeerexploitatie (2024). Deze hogere opbrengsten maken het mogelijk om een aantal extra financiële wensen op te nemen in de prognose van de reserve Parkeren.
In 2026 zal geen tariefsindexatie worden doorgevoerd. Bij de Kaderbrief 2024-2028 was een tariefsindexatie nog voorzien. Gezien de realisatie hoger is uitgevallen dan begroot, wordt een tariefsindexatie in 2026 (€ 0,25) niet noodzakelijk geacht. De geplande tariefsindexaties voor de jaren 2028, 2030 en 2032 (€ 0,25) blijven vooralsnog in de prognose opgenomen.
In 2034 is de laagste stand van de reserve € 2,45 mln. De conclusie is dat de reserve Parkeren, met inachtneming van alle extracomptabele posten, naar verwachting gezond blijft en daarmee binnen het kader van het raadsbesluit uit 2009 past. Het toekomstbeeld wordt defensief geschetst om mogelijke tegenvallers te kunnen dragen. Vooralsnog geeft het beeld een positief resultaat. Na de zomer zal op basis van de actuele cijfers van de parkeerbaten worden bepaald of een tariefsindexatie in 2026 alsnog moet worden doorgevoerd.
Tegenvallende parkeerinkomsten door beperkte bereikbaarheid en de economische ontwikkelingen.
Hogere exploitatielasten en investeringen als gevolg van economische ontwikkelingen.